HONDEN





Een Vriend
Er wordt wel gezegd dat als je in de politiek een vriend wilt hebben, je een hond moet nemen. Ik zou dat willen uitbreiden door te stellen dat als je in je leven onvoorwaardelijke liefde wilt ontvangen, je je ouders zorgvuldig moet kiezen, en als dat nog niet voldoende oplevert of als je nog meer wilt, je maar een hond moet nemen. 
Vaak zal het voorkomen, dat deze onvoorwaardelijke bron vlooien heeft, regelmatig uitgelaten wil worden of niet alleen thuis kan blijven. Of dat je om andere redenen maar de voorkeur geeft aan een voorwaardelijke bron van liefde, die immers ook heel bevredigend kan zijn.
Bij mij is een interesse in honden echter altijd aanwezig geweest.

Silke
Volgens de overlevering kwam het hondje van mijn ouders tussen de spijlen van mijn box doorgekropen, gaf mij een lik in mijn gezicht en ging naast me zitten. 
Hij is later verdwenen op een fietstocht  van Amsterdam naar Weesp. Dat was in de hongerwinter, en mijn ouders dachten dat hij wel opgegeten zou zijn. Silke was zijn naam, naar een koe uit een Zweedse roman.
 
Astrid
Het heeft me altijd verbaasd dat na de oorlog de Duitse Herder in Nederland zo een populair ras is geworden. Er zijn toch beelden van een arrogante officier op een appelplaats in een concentratiekamp met uitgemergelde gevangenen, de officier vergezeld met een prachtige Duitse Herder.
Onze buurman had er één: een teefje Astrid, vernoemd naar de tragisch verongelukte Belgische koningin. En deze buurman was beslist niet fout geweest in de oorlog.  Mijn vader en hij waren samen “onderduiker” geweest. Dat wil zeggen ze verstopten zich onder een vloer van hun benedenhuis, als er over de trap naar de bovenbuurman de waarschuwing “heute abend razia” was geroepen, die buurman was namelijk wel fout.
Ik  was een jaar of vijf, de goede buurman was in het benedenhuis een kapperszaak begonnen en woonde zelf een eindje verderop. En ik heb een keer een weekje bij hem en zijn vrouw en Astrid gelogeerd. Ik was verliefd op beide vrouwtjes. De kappersvrouw was natuurlijk wat meer opgemaakt dan mijn moeder en tante, begrijp ik nu. 
Inmiddels vind ik de Hollandse Herder veel mooier dan de Duitse: een wolf vergeleken met een hyena. Hiermee wil ik overigens niets slechts over hyena’s of Duitsers gezegd hebben.

Geen hondje
Het gebeurde iedere twee jaar wel een keer als ik door mijn vader naar bed gebracht werd dat hij zei: “morgen is er misschien wel een verrassing”. Een hondje dacht ik, maar steeds was het weer een zusje. Eenmaal over de teleurstelling heen vond ik ze heus wel lief, en je kon er ook mee spelen, maar het bleef behelpen. Naarmate je ouder wordt ga je ze meer waarderen.

Hond zonder naam
Op straat moest ik alle honden aaien en het ras weten. Af en toe kwamen mijn broer en ik met een hondje thuis dat was mee was gelopen, misschien een zwerfhondje. Mijn moeder was daar niet van gediend:  “hij is gewoon van andere mensen”, Het hondje werd dan buiten de deur gezet, of mijn vader  moest een straatje met hem om gaan en verderop los laten. 
De straat waar wij woonden was behoorlijk druk, en één keer werd mijn gevonden hondje voor mijn  ogen doodgereden. Mijn moeder troostte mij, maar ik kan het nog voelen.

Silke (2)
Toen ik op mijn twaalfde mijn Plechtige Heilig Communie deed kreeg ik als cadeau een hondje. Mijn vader had gezegd: ik heb als kind nooit een hond mogen hebben, Gerard krijgt een hond. We gingen er één uitzoeken in het asiel. Hij ging ook Silke heten. Hij leek wel wat op een fox-terrier, maar forser en lager op de poten. Zij snuit en poten waren dik, waardoor hij, denk ik, jonger leek dan hij in werkelijkheid was. Hij had waarschijnlijk geen leuke jeugd gehad, was wat angstig en beet in het begin zelfs wel eens. 

Maar al heel gauw was het echt mijn hond. Ik ging heel veel met hem naar buiten, naar het “Zandland” een vergeten gebied bij het Olympisch Stadion tussen de Stadionkade en het dijklichaam van wat nu de A10 is, en inmiddels volgebouwd. Het was voor ons een spanned gebied met veel riet en wat greppels vaak met water. Er zaten eenden en salamanders. Ik was daar met Louis een vriendje, en we ‘leenden’ van een familie die in een woonboot in de Stadionkade woonde een  Boxer-teef Alma. We bouwden hutten van riet, Silke groef af en toe een mol of veldmuisje op. Alma en Silke hadden een wat moeizame relatie de Boxer was natuurlijk veel groter en sterker dan Silke, hij  kreeg wel eens klop van haar, maar uiteindelijk wenden ze aan elkaar.
Vaak zagen daar een meisje met een Greyhound, die aan trainingen op de nabijgelegen windhondenrenbaan deelnam. Op een dag mochten Alma en Silke ook eens rennen. Alma haalde de 40 km/ uur (een Greyhound 60) die arme Silke op zijn korte poten kwam niet verder dan 25.

Silke mocht van mijn moeder niet in ons huis boven de winkel komen. Hij vertoefde in de schuur in de tuin achter de winkel. In de winter had hij een veel dikkere vacht dan in de zomer. Ik ging nog altijd veel met hem wandelen. Maar begon naarmate ik ouder werd belangstellingen te krijgen waar hij minder goed bij paste: zeilen en meisjes. Toen ik 19 werd moest ik in militaire dienst. Mijn vader besloot dat Silke, nu ik maar om de week thuis kwam “boven” mocht wonen. Hij leek te weten wanneer ik thuis zou komen. Voor ik op mijn 21-ste afzwaaide was hij verdwenen, ernstig ziek geworden en uit zijn lijden verlost.
 
Bennie
Ik was een jaar of 30, inmiddels met Karien getrouwd en woonde in een galerijflat in Buitenveldert. Karien had een vriendin, Kiki, die een hond had met een nestje. Wij besloten er eentje van te nemen, een mooi goudbruin beestje dat net iets minder groot dan een retriever zou worden. Zo groot is hij echter nooit geworden. Kiki liet haar honden altijd los lopen en praatte mij aan dat ik dat Bennie ook moest leren. Hij is nog mee geweest op kraambezoek bij Hugo en Tatje in Overveen. 
Op een ochtend ging ik vroeg met hem wandelen in het Gijbrecht van Amstelpark langs de Van Nijenrodeweg. Hij ging vrolijk midden op de  weg mij aan zitten kijken.  Een snel rijdende auto met 2 gastarbeiders op weg naar een klus raakte die vrolijke kop. Ze stopten netjes en op mijn smeekbeden brachten ze me naar het VU-ziekenhuis. Daar kwam de verwarde man met een hondje in zijn armen natuurlijk niet binnen, maar ze constateerden wel dat de hond dood was en belden Karien.

Max
Inmiddels ben ik gepensioneerd en woon al heel lang in Den Haag, vlak bij de Scheveningse Bosjes. Een hond hoef ik niet meer, maar ik wandel wel dagelijks in de Bosjes en zie daar veel honden, ook wel eens een vos! Als het een rashond lijkt, maar ik het ras niet ken vraag ik er wel eens naar. Dan is het meestal een ras dat je vroeger niet in Nederland zag. Een Tibetaanse Mastiff. Een hond die op een windhond lijkt, maar met een rechte in plaats van de gebruikelijke gekromde rug van windhonden: een Faraohond: een op afbeeldingen lijkend, teruggefokt ras. Een bulldog, maar zo groot als een boxer: een Amerikaanse bulldog. 
Eens werd ik aangevallen, en in mijn handschoen gebeten door een grote Dalmatiër, nog nooit was ik door een hond gebeten. Een paar onwaarschijnlijk grote Ierse Wolfshonden. Een dito paar prachtige Barzois. Een herdershond kwa bouw lijkend op een Mechelse Herder, maar met een vacht die aan een Duitse Herder deed denken: het originele werkras van dit type, zonder de aflopende rug.
En ook een aziatische vrouw die loopt met een labrador  door haar omhoog gehouden met een soort luier onder zijn buik. Zij vervoert de hond in een speciale bakfiets. Ik zie haar vaker, en maak bijna altijd een praatje met haar. Ja dat is Max hij heeft hernia, maar ze weet hem levenslustig te houden. Ze gaat elke dag met hem naar buiten. Ze heeft hondekoekjes bij zich en lokt andere honden om Max gezelschap te houden. Alle hondehouders die daar wandelen kennen haar.
Na een regenachtige dag, is een deel van het bos afgezet, er wordt door de politie onderzoek gedaan naar een doodgestoken vrouw met een hond. Het blijkt de bazin van Max te zijn. De politie heeft geen aanknopingspunten. Dan worden ook in Brabant twee mensen met honden neergestoken, en grijpt de politie een dader. Die blijkt ook de bazin van Max op zijn geweten te hebben. 
Het gonst van de geruchten in het bos, men weet de precieze plek van de aanslag, Max schijnt geadopteerd te zijn. Het is nu een paar jaar geleden, maar op plaats van de aanslag zijn nog altijd de sporen van een provisorisch monument voor Max en zijn vermoorde bazin te zien.
















Comments

Popular posts from this blog

EEN INTEGRAAL SYSTEEM Deel I

Zomertocht 2022