GegevensMangement
GegevensManagement I, Beta-versie 1.1


De bovenstaande figuur noemen we een hiërarchie van

Van Systeemontwerper naar gegevensmanager.
Wijzigingen beta-versie 1.1:
Beter leesbare tekeningen. Tekst onder de laatste tekening is een beetje aangepast.
Op een single handed wedstrijd van mijn vereniging in april voor Goeree een paar jaar geleden, kreeg ik boven het water verdwaald jong vinkje aan boord. Ik was, in strijd met het reglement dus niet alleen.
INLEIDING
In 1987 ben ik medewerker geworden bij Gegevensmanagement, onderdeel van de het Informatiemanagement. Dit bestond nog niet zo lang, een jaar dacht ik. Er waren ook nog subafdelingen voor Informatiebeleid en een voor Procesontwikkeling.
Na een jaar werd ik Hoofd Gegevensmanagement, in totaal heb ik er 8 jaar gewerkt.
{Ik het vervolg kort ik het vak gegevensmanagement tot ‘gm’; en als het over de afdeling gaat tot ‘GM’}
Ik ben voornemens iets te vertellen over de organisatorische aspecten rond het gegevensmanagement, maar vooral over de gebruikte methoden. Daarbij zal ik het met name hebben over semantiek: de betekenis van gegevens. In deze eerste Post, heb ik het uitsluitend daarover.
Hoeveel Posten er komen, hangt mede af van de belangstelling.
{I write in Dutch not just because that is easier for me; but to define something correctly one has to be native speaker of the used language. In situations where we had to define in English we always needed such a person mostly for choosing the right name for a concept}
Waarom naar GM?
{Onder een Integraal systeem versta ik een verzameling met elkaar samenhangende deelsystemen die gebruik maken van dezelfde database waardoor er een megasysteem ontstaat}
Bij mijn ervaringen met het integrale systeem ITCIS (zie Posts Een integraal systeem deel I en II), had ik zowel sterke als de zwakke kanten van de integrale aanpak aan den lijve ondervonden:
- De deelsystemen gebruiken vaak dezelfde gegevens. Bij ITCIS waren de klantgegevens het belangrijkste voorbeeld, daarvoor zou eenmalige gegevensinvoer toegepast gaan worden; op één database. Ook onderlinge interfaces kunnen goed via dezelfde database gaan. Deze kwaliteit was voor Telecom de reden om voor deze aanpak te kiezen.
- De nadelen zijn dat er veel afstemming tussen de deelsystemen nodig is. Waardoor de ontwikkeling lang gaat duren, terwijl je er pas wat aan hebt als alles klaar is.
Ad 1
Het idee van eenmalig invoer van klantgegevens was gebaseerd op een in 1980 al achterhaald principe: één klant wordt geïdentificeerd door één telefoonnummer. Maar een zakelijke klant had toen al gauw meerdere telefoonnummers. En een accountmanager van KPN, of een monteur, of een medewerker van Incasso, beschouwen hun eigen contactpersoon van dat bedrijf als de klant; het begrip klant was veel complexer dan aangenomen werd.
Verder lost het uitwisselen van records via een gemeenschappelijke database vooral een relatief simpel technisch probleem op: hoe krijg je iets van deelsysteem A naar deelsysteem B.
Ad 2
Het echte probleem is dat een tussen twee deelsystemen uitgewisseld record in beide omgevingen geïnterpreteerd moet kunnen worden. Dat leidt tot de complexe afstemming over gegevens als beide deelsystemen parallel ontwikkeld worden; de gegevens uit een uitgewisseld record moeten voor beide deelsystemen op elkaar afgestemd zijn.
Om die afstemming beheersbaar te houden is het zaak om bij het opzetten van een integraal systeem, de samenhang binnen de deelsystemen groot te maken en de koppeling tussen de deelsystemen klein. Zodat je het aantal uit te wisselen soorten records minimaliseert; of ze nu via één database of op een andere wijze records met elkaar uitwisselen.
In het vervolg gebruik ik de term ‘integraal’ voor een cluster samenwerkende deelsystemen die records uitwisselen en nauw samenwerken, of dat nu via een gezamenlijke database gebeurt of op andere wijze. Het probleem zit in de afstemming
Integraal en modulair
Je zou de koppeling tussen de verschillende deelsystemen zo minimaal willen maken dat je soms een bepaald deelsysteem ook gewoon kunt kopen en inpassen. Vaak betekent dat je alles bij dezelfde leverancier moet kopen, en dat heeft ook nadelen.
In de wapenindustrie lukt het met tanks en gevechtsvliegtuigen om tot integrale systemen te komen. Omdat het wat minder krijgslustig is, en ik er meer van weet, neem ik als voorbeeld het varen en navigeren met jachten waarvoor ook integrale systemen aan de man gebracht worden. De systemen die op elkaar afgestemd moeten worden zijn de diverse navigatie-instrumenten, en andere zaken die bediend moeten worden zoals het roer en de motor. Ook informatiebronnen als zeekaart en /of almanak beschouw ik samen als te bedienen zaken.
Ik beperk me tot jachten die op de motor varen; althans ik besteed geen aandacht aan de bediening van de zeilen; dat is in dit kader veel te complex.
VOORBEELD VAN EEN INTEGRAAL SYSTEEM; EEN JACHT
Waar hebben we het over?
De methode om afstemming te ontwikkelen tussen onafhankelijke instrumenten is concentreren op “het theater waar binnen de samenwerking plaats moet vinden”.
Het woord theater gebruik ik, omdat het goed weergeeft dat het gaat om een beperkte blik op een deel van de werkelijkheid. De voorstelling die gespeeld is een tocht van start- naar een eindlocatie over zee. Dat laatste is het decor. Beide locaties zijn een haven. We focussen ons natuurlijk op het schip dat de tocht van begin- naar eindlocatie maakt. Dit stuk zee is wat ruim genomen, zodat het schip desnoods kan uitwijken naar een alternatieve eindlocatie.
Ieder instrument, of te bedienen apparaat is een speler in het theater; maar ook mensen kunnen speler zijn. Zo kan een bemanningslid de rol van ‘stuurautomaat’ spelen.
We concentreren op de hoofdzaak waar het om gaat in het theater. Op de communicatie die er rond die hoofdzaak is, en dan vooral de betekenis van die communicatie. Deze communicatie kan geformaliseerd worden als de belangrijkste gegevens. De betekenis van die gegevens bevat de essentie van die communicatie.
Bijvoorbeeld: we varen 7 knopen wordt SNELHEID 7 knoop.
Het woord samenwerking geeft aan dat er een bepaalde doelstelling wordt nagestreefd. Bij een jacht is dat het veilig, comfortabel en snel verplaatsen van een bepaalde startlocatie naar een beoogde eindlocatie.
Tijdens het varen hoef je van de instrumenten niet meer te weten dan wat nodig is om dat doel te bereiken.
Dergelijke beperkingen in het theater helpen om overzicht te creëeren. Als je allerlei details van de werking van de instrumenten erbij zou betrekken dan krijg je geen overzicht.
De keuzen die gemaakt worden bij het stellen van het doel gelden alleen tijdens een voorstelling in het theater; tijdens de vaart. Als het doel verandert, zul je andere keuzes maken. Als je een wedstrijd zou varen, dan gaat ‘snel’ boven ‘comfortabel’. Als je bezig bent om een instrument te installeren heb je veel meer details van het instrument nodig, maar dat zul je bij voorkeur niet tijdens de vaart doen, dan ben je met een ander doel bezig, en met andere gegevens.
Wat heb je nodig om aan de doelstelling te kunnen voldoen
De instrumenten en andere spelers:
- Natuurlijk moet je een kompas hebben.
- Maar ook toegang hebben tot actuele weerberichten, en een goed horloge, met datum.
- Je hebt een zeekaart nodig dat de start en eindlocatie ruimschoots omvat. Ik heb altijd een papieren zeekaart, maar gebruik ernaast ook een IPAD met een app die voor een digitale kaart zorgt. De papieren en digitale kaart zijn nagenoeg identiek.
- Je kunt op beide kaarten een route zetten van de start- naar de eindlocatie. Een route is een geordende lijst met locaties (waypoints) die je moet passeren tussen de startpositie en de beoogde eindpositie. De start- en eindpositie zijn ook waypoints. Het stuk tussen twee opeenvolgende waypoints noemen we een rak. De rechte lijn tussen die twee noem ik de raklijn. Onderweg geeft GPS geeft je de afstand en koers (beide over de grond) naar het volgende waypunt. Als de omstandigheden wijzigen kan de schipper besluiten de route aan te passen, en bijvoorbeeld een andere beoogde eindpositie te kiezen. En als de omstandigheden verslechteren de route aanpassen naar een andere haven (of teruggaan).
- Een almanak, voorspelt de waterdiepte met redelijke precisie op strategische punten en op elk uur van het tij. Datzelfde geldt voor de richting en de sterkte van de stroom.
- Het roer van een jacht wordt op langere afstanden bediend door een elektronische zelfstuurinrichting die de kompashoek tussen de hartlijn van het schip en een opgegeven koers voortdurend vergelijkt en zonodig de stand van het roer wijzigt. Onder omstandigheden: bij het wegvaren en afmeren, neemt een mens het roer over.
- Op de motor varend wordt de snelheid geregeld met een hendel die zowel het gas regelt, maar waarmee je ook van voor- naar achteruit schakelt. Staat de hendel recht naar boven; dan draait de motor stationair. Er zit een knop op om de motor te stoppen.
- De actuele positie en de snelheid en richting van het schip ‘over de grond’, wordt bepaald met een GPS (Global Positioning System). Ik heb een apart kastje met een GPS, maar er zit er ook één in de app op de IPAD, deze is minder nauwkeurig.
- Het traject dat het schip volgt wordt op de digitale zeekaart real time geplot. Op de papieren markeer ik minimaal eens per uur: de positie de tijd, en de afgelegde weg volgens het log. Dat doe ik ook bij het passeren van een waypoint.
- De snelheid en afgelegde weg van het schip door het water wordt gemeten door het log: elektronica die uit het aantal omwentelingen dat een propellertje onder het schip maakt, die snelheid afleidt, en integreert dat tot de afgelegde weg. Afstand in (zee)mijlen, snelheid in knopen (knoop=een mijl/uur. mijl=1852m)
- Een dieptemeter geeft de waterdiepte onder de romp in dm door het tijdsverloop te meten tussen het uitzenden van een geluidssignaal en de terugkeer van de reflectie.
Op mijn eigen Akka, zie post Zomertocht 2022, is dit mijn apparatuur. Ik doe zelf de planning en de navigatie door het combineren van de instrumenten met de afstanden op kaart en de verwachtingen uit de almanak. Hieruit kan ik conclusies trekken en beslissingen nemen.
- Uit het verschil tussen de koers en snelheid door het water (gegeven door de kompaskoers en log) en de koers en snelheid over de grond (GPS), kun je de actuele invloed van de stroming op het schip bepalen.
- Omdat de almanak ook een indicatie van de stroming op ongeveer dat moment op ongeveer die plaats geeft. Kan je soms concluderen dat de stroming juist sterker of zwakker of iets anders van richting is dan verwacht. Correctie op de almanakwaarde?
- De gemeten waterdiepte moet ruwweg kloppen met de diepte op de zeekaart gecorrigeerd voor de hoogte van het tij op dat moment volgens de almanak. Op zee is de waterdiepte niet altijd even spannend, maar onder omstandigheden (bij mist, bij het oversteken van een zandbank, bij het gebruik maken van een doorgang tussen banken) van groot belang. Je kan ook een minimale en maximale diepte op de dieptemeter instellen, waarbij je een signaal krijgt als je die grenzen overschrijdt. Ik ben wel eens met mist ‘op de dieptemeter’ Cap Griz Nez op een paar km afstand gerond zonder hem te zien; ik bleef zo én vrij van de rotsen én van de grote scheepvaart.
Op sommige schepen zijn dergelijke instrumenten, en soms ook nog radar en een marifoon, aan elkaar gekoppeld en maken gebruik van een communicatieverbinding op het schip: ‘Sea-talk’ is een merk hiervoor. Een voorbeeld: de marifoon heeft een noodknop waarmee een noodbericht uitgestuurd kan worden, met wat gegevens van het schip, de tijd en dankzij een koppeling met de GPS de actuele positie.
Op een centraal scherm zichtbaar voor roerganger en schipper wordt een relevant stuk van een digitale zeekaart getoond en kunnen ook bovenstaande indicaties in enigerlei vorm gerepresenteerd worden. Voor allerlei zaken die de schipper als navigator uitvoert kunnen functies aanwezig zijn.
Het is heel goed mogelijk geautomatiseerde besturing verder op te voeren zodat het schip helemaal zelfsturend wordt. Wettelijk draagt een menselijke schipper echter altijd de eindverantwoordelijkheid; er varen ook nog andere schepen, en een vrachtschip dat 18 knopen vaart kan een veel kleiner schip overvaren zonder dat dat aan boord van het vrachtschip opgemerkt wordt!
Maar er varen wel lichte zeilende drones van een meter of acht op de oceanen rond om goedkoop metingen te doen. Dankzij een radarreflector zijn ze voor de andere scheepvaart zichtbaar. En ze zijn zo klein en licht dat ze weinig kwaad aan kunnen richten. Dankzij zonnecellen hebben ze geen brandstof nodig, en kunnen dus heel lang door gaan met meten.
In ons theater zijn echter geen andere schepen.
Instrumenten met een oudere techniek
De gebruikte instrumenten zoals bijvoorbeeld de GPS, zijn zelf allesbehalve simpel, maar hun functie voor het varende schip is wel simpel. En er zijn
voor al die functies alternatieven zonder electronica met een heel andere, oudere techniek.
- Koers houden: Meestal een menselijke roerganger die op het kompas keek, het roer kon gewoonlijk ook wel een een tijdje vastgezet worden.
- Waterdiepte: peilstok of peillood.
- Snelheid door het water: een sterk remmend plankje, haaks aan een touw met knopen erin. Je meet de tijd die verstrijkt tussen de knopen bij het vieren van het touw.
- Positie: Op de oceaan met sextant een zonnetje schieten ( tabel in almanak voor de breedtegraad) en een chronometer ingesteld op de tijd van Greenwich voor de lengtegraad. In kustwateren peilingen op de kust en/of boeien. (Zie Post Tabaksdoos)
- Snelheid over de grond: afstand tussen twee peilingen, delen door het tijdverloop ertussen.
- Richting over de grond: kompashoek van een lijn tussen twee peilingen.
Het voordeel van de moderne techniek boven de oude methoden zal je niet ontgaan zijn: het waarnemen gaat veel sneller; dus kan je veel meer gegevens verzamelen.
Toch leer je op de zeevaartschool ook nog steeds de oude methoden, inclusief het toepassen ervan tijdens zeezeilen. Het grote verschil tussen het varen op zee en het rijden in een auto - beiden met GPS - is dat bij pech, of als je het niet meer weet, je een auto aan de kant kunt zetten maar een schip niet; en je dus altijd op een of ander alternatief moeten kunnen terugvallen.
Nu de gegevens
De moderne instrumenten zijn veelal functies in een kastje, met een verbinding naar een apparaat dat iets fysieks waarneemt. Er zijn soms veel interne gegevens waar de schipper geen weet van hoeft te hebben. Er moeten ook vaak gegevens specifiek voor het apparaat ingevoerd worden om het op de gewenste manier te laten functioneren.
(Ook bij de toegang tot de datum en tijd en het weerbericht horen belangrijke instrumenten die ik zonder deze verder expliciet te vermelden aanwezig acht)
Tenslotte zijn er output gegevens, die gewoonlijk op een display getoond worden, en het actuele resultaat van de functie geven. Dit zijn:
- Voor de stuurautomaat: de kompaskoers waarop deze de hartlijn van het schip houdt, in graden een getal tussen 1 en 360.
- Voor de dieptemeter: de gemeten waterdiepte onder de kiel. Instellingsgegeven, in welke eenheden? Zeg in decimeters.
- Voor de GPS actuele positie: in lengte- en breedtegraden.
- Voor de GPS actuele koers over de grond: een kompaskoers
- Voor de GPS actuele snelheid over de grond. Instellingsgegeven in welke eenheden? Zeg in knopen.
De bovenstaande waarnemingen zijn de essentiële gegevens die noodzakelijk zijn, om veilig, comfortabel en snel te varen
We kijken nu naar drie soorten van instrumentaria:
- De historische methoden.
- De niet gekoppelde moderne instrumenten,
- De via Sealink o.i.d. gekoppelde instrumenten die integraal gepresenteerd worden.
Het is duidelijk dat (3) heel snel veel informatie kan opleveren, maar dat er vergeleken met (2) wat meer moeite en gegevens nodig zijn om de zaak goed ingesteld te krijgen. Historisch (1) is handwerk.
Indien je uitgaat van het doel van de hele onderneming: een schip, waarmee je veilig, comfortabel en snel wilt varen. Dan is er geen verschil in de betekenis van de informatie tussen 1, 2 en 3. Ja (3) zal moeiteloos veel meer basisgegevens opleveren dan (1), en daarmee zal je het doel waarschijnlijk beter kunnen nastreven, maar de betekenis van die basisgegevens is in beide gevallen gelijk. In termen van gegevens: ervan uitgaande dat je de waarnemingen in dezelfde eenheden registeert, dan zijn de gegevenstypen van alle drie de methoden gelijk. Maar je zult van (2 en 3) steeds de meeste actuele gegevens hebben want dat gaat automatisch en continu, en van (1) loop je altijd een fractie achter. Als je met (1) werkt, ga je vooral vaak meten wanneer het relevant is, bijvoorbeeld peilen in de buurt van een ondiepte.
Conclusies casus van het jacht
- Een jacht kan, als we andere scheepvaart uitsluiten, volledig automatisch varen met een integraal systeem van instrumenten en andere hulpmiddelen, zoals een digitale kaart en almanak, een stuurautomaat en een ook een bediening van de motor met een automaat. Voor de navigatie en bediening moet er centrale software zijn of ontwikkeld worden.
- Het systeem is in zekere mate modulair; je kunt instrumenten en andere hulpmiddelen vervangen door een exemplaar van een ander merk; mits die het communicatieprotocol van de on-board verbinding kent en het zijn output-gegevens in dezelfde eenheden presenteert. Maar ongeacht de interne werking van dat andere exemplaar;
- Indien er een mogelijkheid is voor handmatige invoer van gegevens dan is zelfs een instrument van de historische generatie inpasbaar.
De gesuggereerde methode voor de casus jacht
We zijn begonnen met het beschrijven van de casus als zijnde een theater met alles wat zich daar in bevond tijdens de voorstelling (een tocht van een begin- naar een eindlocatie). Dat deden we om de complexe werkelijkheid zodanig te versimpelen dat we de grote lijnen konden zien.
Dat theater heeft het zelfde abstractie-niveau als de methode Universe Of Discourse (UOD) dat we bij GM propageerden als startpunt bij ontwikkeling van een complex informatiesysteem.
Terwijl we ‘het theater’ hierboven gebruikten om een bestaand systeem te doorgronden. Schakelen we nu over naar de methode UOD zoals we dat bij GM voor de opstart van het ontwerp van dat integrale besturingssysteem van het jacht zouden doen.
Een UOD bevat de onderwerpen waar de professionele gesprekken van de gebruikers van een casus over gaan. Denk bij onze casus aan twee personen die samen het schip varen.
Er is sprake van een doelstelling waaraan samengewerkt wordt; zonder zo een doelstelling is er geen professionele discussie. In onze casus was dat het veilig, comfortabel en snel met het schip van een start- naar een eindlocatie varen.
Dit soort doelstellingen veranderen niet snel. Die van het jacht geldt voor bijna alle motorschepen. Maar ook de doelstelling van een koekfabriek verandert niet zo maar. Omdat de belangrijkste gegevenstypen volgen uit de doelstellingen; veranderen die gegevenstypen ook niet zo snel; ze zijn stabiel. En dat is belangrijk voor een onderneming: zonder stabiele gegevenstypen heb je geen betrouwbaar geheugen!
Er zijn functies die helpen de doelstelling te realiseren. In onze casus waren dit vooral de navigatie-instrumenten van het jacht. Maar ook het bedienen van de motor en van het roer zijn functies. Vaak zullen functies door, of met behulp van, software uitgevoerd worden. Maar het hoeft niet, bijvoorbeeld het kompas, maar dat kan je natuurlijk ook electronisch uitlezen. Bij het uitvoeren van functies ontstaan gegevens.
Bij het jacht zijn dat vooral waarnemingen van het stuk zee dat bevaren wordt, en de actuele gegevens over de positie en voortgang van het jacht.
Voor de bediening van het roer en de motor zou je uit kunnen gaan van de raklijn. Voor het roer zou dat behalve de gestuurde koers, de actuele afstand bakboord/stuurboord tot de raklijn; de afwijking van de ideale koers. Voor de bedieningshendel van de motor de snelheid langs de raklijn in de beoogde richting.
De professionele discussie gaat over dergelijke essentiële gegevens.
Let wel: de bezigheid en de doelstelling creëren bij de bemanning een Discourse waaruit een gegevensbehoefte blijkt; de instrumenten voorzien daarin. Maar het is niet zo dat de instrumenten bij de bemanning de Discourse opwekken. Als ze met zijn tweeën in een open reddingssloep op zee zouden zitten, met alleen een roer en een motor, zouden ze in grote lijnen dezelfde Discourse en -gefrustreerde- gegevensbehoefte hebben. Als je op zee met of zonder dieptemeter op 20 meter aan bakboord meeuwen in het water ziet staan, dan vraag je je toch af hoe diep het hier is.
De bovenstaande figuur noemen we een hiërarchie van
doelstellingen. De hoofddoelstelling is bovengenoemde veilig, comfortabel en snel varen van een begin- naar een eindlocatie. Er zijn twee doelstellingen die daaraan bijdragen: een route plannen en een rak varen. Aan de laatste draagt nog de doelstelling het jacht besturen bij. De verticale lijnen staan voor functies die helpen een doelstelling te realiseren.
Een route plannen
Varend op de zuidelijke Noordzee, betrek je bij het plannen van een route ook je eventuele vervolgstappen. Tenzij de eindlocatie van de te plannen route een (voorlopige) eindbestemming is wil je dat het een geschikt startpunt voor de volgende route is. Bij mij waren dat bij voorkeur dagroutes, passend in een globaal plan.
Je wilt een dagroute bij voorkeur beginnen met stroom mee, dan heb je dat voordeel vast binnen. En er moet voldoende water bij vertrek in de beginhaven, en bij aankomst in de eindhaven staan. Je rekent met een gemiddelde reissnelheid, voor de Akka hanteer ik 5 knopen. Met die snelheid kun je in een tij 30 mijl varen. Als je maar 3 knopen haalt dan zou je er 10 uur over doen, en krijg je stroom tegen. Dat alles beperkt je keuzemogelijkheden sterk. Gelukkig suggereert de almanak vaak geschikte routes. Anders wordt het plannen vaak een grote puzzel.
Een rak varen
Is in principe rechttoe rechtaan op de stuurautomaat varen van waypoint naar waypoint, waarbij je vooral de stroom in de gaten moet houden.
Als je een oversteek maakt, moet je er voor te kiezen dat de kentering ergens halverwege valt en je dus de ene helft van de van de route naar bakboord en de andere helft naar stuurboord wordt weggezet. Ga niet constant compenseren, want dan stuur je tegen de stroom in; maar plan je route zo dat het verzet naar bakboord wegvalt tegen het verzet naar stuurboord.
Ik leg altijd een waypoint (aanlooppunt) op een paar honderd meter voor de aanloophaven; de eindlocatie. Als je onverhoopt mist krijgt dan kan je veilig naar dat aanlooppunt varen, zonder dat je op het havenhoofd loopt. Meestal kun je vanaf het aanlooppunt wel iets zien van de haveningang, bovendien heb je de te sturen koers.
Een echte onderneming (bedrijf)
Is heel wat complexer dan het gesimplificeerde jacht dat ik in deze Post behandel.
Maar ik was er na kennisname van de onderstaande methode waarop de casus van het jacht geïnspireerd is, er wel van overtuigd geraakt, dat we de voor de interne automatisering van KPN-Telecom in deze richting moesten zoeken.
De methode Universe Of Discourse (UOD)
Een UOD is een of ander onderwerp waarover door een groep mensen vanwege hun samenwerking een professionele discussie gevoerd wordt. Ze begrijpen elkaar; ze kunnen over een feit van mening verschillen, maar begrijpen dan hun verschil. Agree to disagree.
Alles wat onderscheidbaar is van zijn omgeving kunnen we als een object beschouwen. We doen dat als iets een rol speelt in de Discourse als behorend bij de dingen waar het om gaat; zaken die het onderwerp zijn van de uitspraken die gedaan worden.
Het theater van de casus jacht is afwijkend van wat gangbaar is voor een UOD. Gewoonlijk is het UOD het startpunt van een nieuwe ontwikkeling. Het theater van het jacht is echter gebruikt voor een soort reversed engineering; uitleggen hoe de informatievoorziening op een jacht in elkaar zit. Maar het gebeurde wel op hetzelfde niveau als een UOD: globaal en zonder technische details.
We hebben het eigenlijk maar over één object dat onderwerp is van alle uitspraken: het jacht dat zich verplaatst door het decor. Daar vanaf worden waarnemingen gedaan aan dat decor, vooral rond de actuele positie.
Voor dat jacht neem ik simpelweg mijn eigen AKKA. Terwijl ik voor het resultaat van de waarneming als voorbeeld een waarde invul. Daarmee is de betekenis van de gegevens het volgende
- stuurautomaat: AKKA ligt 60 graden voor
- snelheid door het water: AKKA vaart 5,0 knoop
- Dieptemeter: AKKA heeft 11 decimeter water onder de kiel
- actuele positie: AKKA bevindt zich op 41,9’ Nb en 12,5 Ol’
- koers over de grond: AKKA vaart over de grond richting 65 graden
- snelheid over de grond. AKKA vaart over de grond 5,5 knoop
Dit zouden de formele antwoorden van de spelers/instrumenten kunnen zijn op de vragen, die ik in de gebruikelijke losse scheepstaal stel:
Wat liggen we voor? Hoe hard lopen we? Hoe diep is het hier? Waar zijn we? Wat sturen we over de grond? Wat lopen we over de grond?
De Discourse over het Universe van het jacht zal in de gebruikelijke losse scheepstaal gevoerd worden. Om het als buitenstaander te begrijpen zul je je moeten verdiepen in de wereld van de watersporters. Hun idioom leren, en de problemen waarmee ze in de praktijk geconfronteerd worden. Je moet de essentie van de instrumenten begrijpen, waarmee de vragen beantwoord worden. En een idee vormen hoe een integraal systeem de navigatie van het jacht zou kunnen doen.
De Discourse over het Universe van het jacht zal in de gebruikelijke losse scheepstaal gevoerd worden. Om het als buitenstaander te begrijpen zul je je moeten verdiepen in de wereld van de watersporters. Hun idioom leren, en de problemen waarmee ze in de praktijk geconfronteerd worden. Je moet de essentie van de instrumenten begrijpen, waarmee de vragen beantwoord worden. En een idee vormen hoe een integraal systeem de navigatie van het jacht zou kunnen doen.
De casus onderzoek aan trekvogels
Meestal wordt een UOD bevolkt door een groot, vaak zelfs onbegrensd, aantal objecten, waaraan waarnemingen gedaan worden.
Alles wat je kunt onderscheiden van zijn omgeving kan je als een object beschouwen; dus ook een vogel.
Ik schets in het kort een meer gangbaar UOD rond het onderzoek naar (trek)vogels. De doelstelling in die casus is steeds het vergaren van kennis over vogels.
HET UOD VAN DE TREKVOGELS
Er zijn een aantal verschillende activiteiten, waarin er waarnemingen (metingen/onderzoek) aan vogels worden verricht. De verslaglegging daarvan vereist bij vele activiteiten, maar niet bij alle, dat de waargenomen vogel een ring heeft. Maar bij het tellen van vogels wordt slechts het aantal exemplaren van een vogelsoort geteld of geschat.
Tijdens het onderzoek van vogelnesten, bij afwezigheid van de ouders, wordt het waarnemen (wegen) van de jongen gecombineerd met het ringen. En bij de onderstaande ring-sessie, wordt het vangen en ringen van vogels, gecombineerd met het waarnemen ook van de gevangen maar bij een eerdere gelegenheid geringde vogels.
De ring-sessie
Er zijn ringen voor trekvogels in verschillende grootten passend bij de afmetingen van de vogelsoort waarvoor ze gebruikt worden. Op de ring staat een code waarmee de geringde vogel uniek geïdentificeerd wordt, en een code voor de instantie die verantwoordelijk is voor het ringen. Deze instantie wordt geïnformeerd als de ringdrager bij latere gelegenheden geïdentificeerd wordt.
Er worden ook wel andersoortige ringen ter identificatie geplaatst bij tamme vogels zoals zangkanaries en postduiven. Maar daar gaat het hier niet over.
In deze ringsessie gaat het over twee vogelaars: E en L. Vogelaar E is een zeer ervaren vogelaar die alle vogelsoorten die in zijn gebied voorkomen goed kent. L is zijn leerling die het ‘vak’ van E moet leren en daarom onder zijn toezicht het meeste werk doet.
Het is ochtend en een beetje mistig; ze gebruiken een mistnet waarmee je vogels (objecten) rond de grootte van een mus kunt vangen (een merel is te groot, maar een spreeuw niet, en een winterkoninkje te klein, maar een pimpelmees niet) en dat gebeurt ook. Ze doen dat in opdracht van een Centrale Registratie op een afgesproken locatie en datum, gedurende een afgesproken tijd.
Een ring-sessie kortweg sessie begint met het opzetten van het vangnet. Met de gevangen vogels doen ze het volgende:
- Als de vogel nog geen ring heeft, dan ringen ze deze alsnog. Ze registreren de vogel met de identificatie van de ring als sleutel tot zijn gegevens. vervolgens bepalen en registreren ze een aantal onveranderlijke gegevens van de vogel: de soort waartoe deze behoort, en het geslacht, en individuele bijzonderheden zoals er ontbreekt een teen aan de linker poot. Anders als de vogel al geringd is dan staan dergelijke gegevens reeds in de administratie, en doen we niets; behalve als er een individuele bijzonderheid geconstateerd wordt dan wordt dat met de identificatie van de ring geregistreerd.
- Ze registreren elke gevangen vogel als aanwezig zijnde tijdens deze sessie door de gegevens van de ring te noteren, zowel de identificatie van de vogel als de code van de verantwoordelijke instantie.
- Ze voeren de opgedragen metingen/onderzoek aan de vogel uit, en registreren de waarden in het verslag van de sessie. Het simpelste is alleen wegen.
- Daarna wordt de vogel weer losgelaten.
Het verslag van de sessie
Geregistreerd daarvan worden: de verantwoordelijk vogelaar E, de datum en begin en eindtijd, en iets over de weersomstandigheden als algemene gegevens. En natuurlijk de specifieke gegevens per gevangen vogel. Tijdens de sessie wordt een voorlopige registratie bijgehouden die na afloop verwerkt en geïntegreerd door de Centrale Registratie. Deze zorgt ook voor het rapporteren aan de verantwoordelijke instantie waarvan de code op de
ring van een vogel staat over de waarneming ervan.
Het kan ook voorkomen dat van bepaalde onderzoeken zoals bloed- en DNA-onderzoek materiaal voorzien van de ring-codes met het verslag meegaan naar de Centrale Registratie om daar geanalyseerd en geregistreerd te worden.
Door het simpele feit dat de vogel geringd is, maar verder gewoon door kan gaan met zijn leven: openen we een venster waarmee we de levensloop van individuele vogels een beetje kunnen volgen.
Van ongeringde vogels kunnen we ook van alles leren. We kunnen met pathalogisch onderzoek op grond van bestaande kennis misschien zelfs iets zeggen over hun levensloop; maar dat blijft onderbouwd gissen.
Met behulp van geringde vogels zou je als je over voldoende waarnemingen beschikt kunnen constateren dat de spreeuwen die eind februari dood gevonden zijn in de Betuwe in november significant te licht waren.
In de terminologie van onze methode van gm noemen een object ‘vogel’die door het ringen voortaan in de registratie bekend is een entiteit.
Datzelfde geldt voor ieder object: als het individueel bekend is in de registratie dan wordt het een entiteit.
Iedere entiteit ‘vogel’ is natuurlijk geënt op een ‘object’ (in het Universe OD), maar er hoort ook iets -een record- in de registratie bij.
Het kloppend zijn en houden van de 1-1-relatie tussen het object in het Universe en record in de registratie is misschien wel het grootste probleem van gm.
Het lukt beter als je met technische middelen waar kunt nemen; bijvoorbeeld de ring van een vogel kunt scannen; het lukt slechter als je de codes van de ring op papier moet overschrijven terwijl het regent, tenzij de waarnemer zeer gemotiveerd is om het goed te doen.
Zwaarder weegt dat in deze casus de kwaliteit van de registratie essentieel is voor de doelstelling het vergaren van kennis over vogels. Als je slordig registreert kun je beter de vogels met rust laten.
In een bedrijfssituatie ligt dat vaak anders; een verkoper krijgt bijvoorbeeld een bonus over de omzet die hij maakt. De registratie is iets wat hij ook moet doen, niet zelden onder tijdsdruk. Als de verkoper niet geconfronteerd wordt met de fouten die hij bij het registreren maakt dan zal deze ervoor kiezen zijn aandacht aan zijn klanten te besteden en pas op de tweede plaats aan de registratie van hun gegevens.
De hoofddoelstelling is het vergaren van kennis over vogels. Daar horen vele activiteiten met hun bijdragende doelstellingen bij, waarvan ik er maar drie heb opgenomen: nestvogels ringen en onderzoeken, vogels ringen en volgen en dode vogels oprapen. De drie activiteiten zijn in opzet heel verschillend: maar de functies waarmee ze gerealiseerd worden vertonen veel overlap.
Bij functies die op meerdere plaatsen voorkomen zoals bijvoorbeeld onderzoeken stel ik mij voor dat wat er precies onderzocht wordt, bepaald wordt door de opdracht, en dat de registratie van het resultaat gebeurt met één of meer eigenschapstypen die passen bij wat precies onderzocht wordt. Zodat de resultaten van “wegen en DNA-bepalen” geregistreerd kunnen worden.
Bij alle activiteiten hoort een vorm van voorlopige registratie en het opsturen daarvan naar de Opdrachtgevende Centrale Organisatie, die integreert het verslag in zijn administratie. En informeert ook de andere instanties, waarvan de code op een ring staat van de bevindingen van de onderhavige activiteit. Bijvoorbeeld dat de ringdrager op een bepaalde datum en plaats onder die en die omstandigheden dood is aangetroffen, en wat bij een eventueel onderzoek nog geconstateerd is.
Bij vogels ringen en volgen zijn er twee ondersteunende doelstellingen. Het
bekende populatie vergroten en het volgen van geringde vogels.
De activiteit is het met een mistnet vangen van vogels. De ongeringde vogels worden geringd. Met als doelstelling bekende populatie vergroten. Daar horen functies bij: bepalen van de soort, bepalen van het geslacht en ringen.
In de activiteit bij volgen geringde vogels wordt de ring van alle gevangen vogels, zowel de zojuist geringde als de met ring gevangen vogels geregistreerd met de functie registreren. Daarmee is vastgelegd dat de ringdrager bij deze sessie van vogels ringen en volgen aanwezig was. Er is ook een onderzoek dat meestal het wegen omvat, maar het kan van alles zijn, voor roofvogels worden bijvoorbeeld vaak snavel en klauwen gemeten.
Het verslag van de ring-sessie bij vogels ringen en volgen bevat algemene gegevens zoals datum, tijdsverloop, weersomstandigheden, en de resultaten van het onderzoek bij de individuele vogels.
De activiteit bij nestvogels ringen en onderzoeken omvat natuurlijk vaak het klimmen in bomen, maar er zijn ook vogels die nestelen in het riet, in struiken en op de grond. De functies komen overeen met die bij vogels ringen en volgen. Er gaat natuurlijk ook een verslag naar de Centrale Organisatie. Uit bloedonderzoek bij nestvogels is gebleken dat ook bij vogels die als volstrekt monogaam werden beschouwd, zoals heggenmussen, de jongen in een nest niet altijd dezelfde vader hebben.
De activiteit bij dode vogels oprapen, kan verschillende vormen aannemen. Het kan om één vogel gaan, bijvoorbeeld een dode zeearend is een spectaculaire vondst. Maar ook om een aantal vogels van de zelfde soort. Vaak maar niet altijd zal er onderzoek naar de doodsoorzaak worden gedaan. Ook als er geen ring is kan de vondst van belang zijn. Een ongeringde Zeearend is ook een belangrijke vondst. Maar als er onder een slaapplaats 30 dode spreeuwen worden gevonden worden waarvan 12 geringd, dan zijn de 18 ongeringde exemplaren ook van belang. Want zoveel dode spreeuwen wijst er op dat er iets bijzonders aan de hand is.
In de figuur worden drie functies genoemd: soort bepalen, deze is eigenlijk niet nodig als er een ring is, onderzoeken indien mogelijk en relevant. De bovengenoemde 18 ongeringde spreeuwen, zijn geen entiteiten ze worden geregistreerd onder de soortnaam: “Spreeuw Sturnus vulgaris aantal 18”. De soort is een entiteit want als zodanig individueel bekend. De 18 dode ongeringde spreeuwen zijn niet individueel bekend maar hun aantal wordt in het verslag van de activiteit bij de soort vermeld.
{Voor de goede orde: Ik kijk graag naar vogels, maar ben geen vogelaar. Deze casus pretendeert niet een juiste beschrijving van de praktijk van het onderzoek naar vogeltrek te geven; zie daarvoor bijvoorbeeld vogeltrekstation.nl . Ik probeer iets over gm uit te leggen, met een half verzonnen voorbeeld.
In een project zou ik eerst met een aantal ringsessies mee willen gaan. En ook willen meekijken op de Centrale Registratie. En willen praten met onderzoekers die conclusies uit de registratie trekken. Maar ook willen horen hoe de internationale samenwerking verloopt.
Voor een dergelijk project heb je eigenlijk de beste mensen uit de praktijk nodig. Goed ingevoerd in de materie, en in staat tot modelmatig denken.}
Tenslotte
Een UOD hoeft geen deel van de echte werkelijkheid te zijn. Je kan ook het UOD van een verzonnen verhaal maken.
Comments
Post a Comment